Klik op één
van de segmenten!
Erfschuld
Gekoppelde paragrafen met "Erfschuld"
Handboek Dogmatiek
Johannes à Marck (1656-1731)
Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.
Hoofdstuk 15 De zonde de mens, en haar verschillende soorten
15.31De oorzaak van deze verdorvenheid: de toerekening van Adams zonde
Nu moet de oorzaak van deze erfelijke verdorvenheid beschouwd worden, met de manier van haar overdracht. De oorzaak is ongetwijfeld Adams eerste zonde, voor zover deze tot een rechtvaardige straf aan zijn nakomelingen wordt toegerekend. Dit toont Paulus ons: ‘Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden’ (1 Kor. 15:22), en vooral in Romeinen 5:12-19, want daar leert hij het volgende:
1. Allerlei dood van alle mensen is van Adams overtreding afkomstig.
2. ‘De zonde is door één mens in de wereld ingekomen’, en ‘tot alle mensen doorgegaan’.
3. ‘In’ die ene mens ‘hebben allen gezondigd’. Het Griekse voorzetsel ‘in’ heeft die betekenis elders ook (Mark. 2:4; Hand. 2:38; Hebr. 2:17). Het oogmerk van Paulus leidt ons daarheen, en anders is de spreekwijze duisterder. Want als men deze woorden vertaald als: ‘Omdat’ of ‘dewijl’ of ‘daarin dat zij allen gezondigd hebben’, moet men toch terugkomen bij Adams daad waarin dit heeft plaatsgevonden.
4. ‘Maar de dood heeft geheerst ... ook over degenen die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam’, dat is: door een eigen persoonlijke en opzettelijke daad.
5. Om alles met een enkel woord te zeggen: ‘Door de ongehoorzaamheid van dien énen mens’ is de veelheid van alle mensen ‘tot zondaars gesteld ... geworden’, zoals ‘door de gehoorzaamheid van Eén [Christus] velen tot rechtvaardigen gesteld worden’. Aldus is Adam ‘een voorbeeld’ geweest ‘Desgenen Die komen zou’.
Ook blijkt deze toerekening van Adams schuld uit de verdorvenheid zelf. Want wát sommigen hier ook zeggen over een wet der natuur, waardoor en waarnaar de ene verdorven mens de andere van dezelfde aard voortbrengt, toch betaamt het God niet anders dan als een straffende Rechter zo’n wet te maken of te volgen.
In deze toerekening van Adams zonde is totaal geen onbillijkheid te vinden, als men overweegt dat Adam:
a. Een algemene vader van alle mensen is geweest. God schrijft Zich ook elders het recht toe om de zonden van de vaderen in de kinderen te straffen (Ex. 20:5) en heeft dat recht menigmaal uitgevoerd (1 Kon. 14:9-10; 21:21,23). Ja, ook de menselijke wetten laten dit in verschillende gevallen toe, ondanks de bijzondere wet: ‘De vaders zullen niet gedood worden voor de kinderen en de kinderen zullen niet gedood worden voor de vaders; een ieder zal om zijn zonde gedood worden’ (Deut. 24:16).
b. Ook verbondsgewijze hen allen heeft vertegenwoordigd in zijn persoon, waartoe hun bijzondere, voorafgaande toestemming geenszins nodig was. Ook nu nog worden de kinderen dikwijls buiten hun weten en vóór hun geboorte door hun ouders verplicht.