Klik op één
van de segmenten!
Wederkomst ten oordeel
Gekoppelde paragrafen met "Wederkomst ten oordeel"
Handboek Dogmatiek
Johannes à Marck (1656-1731)
Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.
Hoofdstuk 34 De zalige verheerlijking van de mensen
34.23De tijd en de plaats van het oordeel
Hier komt nog bij:
1. De tijd van dit oordeel. Opdat wij des te geduriger en ijveriger zouden waken, is de tijd voor ons onbekend ten aanzien van:
a. Het jaar, de maand, de dag en het uur, hoewel sommigen hiervoor de middernacht hebben gesteld, uit aanmerking van wat eertijds in Egypte is gebeurd, en van diverse Schriftplaatsen (Ps. 119:62; Matth. 25:6; Luk. 17:34), of dezelfde ure van de morgenstond waarop Christus opgewekt is (vgl. Luk. 12:38).
b. De precieze tijdsduur, die echter, vanwege de alwetendheid van de Rechter, niet al te lang zal zijn.
Ondertussen weten wij dat dit oordeel gehouden zal worden op ‘het einde der wereld’, als ‘de doden opgewekt’ en ‘de levenden veranderd’ zullen zijn, in de ‘wederkomst’, ‘toekomst’, ‘openbaring’ en ‘verschijning’ van Christus, of in ‘de dag des Heeren’. Al deze namen komen we in de Schrift tegen (Joh. 14:3; Hand. 1:11; 1 Kor. 1:7; 1 Thess. 5:23; Tit. 2:13; 1 Kor. 1:8).
De tijd wordt ons verder beschreven aan de hand van de tekenen die er vroeger of later aan vooraf zullen gaan. Daarover is al eerder gesproken en daaronder moet men niet rekenen:
- De vijftien wonderen die de Joden in de vijftien laatste dagen verwachten.
- Het teken van het kruis, waarover de roomsen met sommige ouden dromen. Dat zou uit de blinkende delen van de lucht bestaan en de grootheid en glans van de zon zelf te boven gaan, of het zou samengesteld worden uit de delen van het hout zelf waaraan Christus gekruisigd is.
2. De plaats van het oordeel. Dat zal de luchtstreek dicht bij de aarde zijn, waarheen de Heere zal nederdalen om door allen zonder onderscheid tot vreugde of tot schrik aanschouwd te worden: ‘Dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid’ (Matth. 24:30; zie ook 1 Thess. 4:16-17; Openb. 1:7).
Maar wij vinden niet duidelijk genoeg geopenbaard rond welk gedeelte van de wereld Christus verschijnen zal. Het is niet geheel onwaarschijnlijk dat de Zaligmaker Zich in heerlijkheid vertonen zal rond dat land dat Hij eertijds in nederigheid heeft betreden en Zijn oude volk eertijds zolang heeft bewoond.
Desondanks is de Joodse en de roomse bepaling van het ‘dal van Jósafat’ dwaas en ongegrond. Zij stellen dat tussen Jeruzalem en de Olijfberg en menen dat het ons als een plaats van dit laatste oordeel aangewezen wordt (Joël 3:2,12; Hand. 1:11). Maar:
a. Zo’n dal is niet geschikt om alle mensen te bevatten, terwijl men tevergeefs beuzelt over de grotere uitstrekking ervan door een Goddelijk wonderwerk.
b. In Joël 3 wordt niet gehandeld over het algemene laatste oordeel, maar over bijzondere gerichten die over de heidenen hier op aarde geoefend zullen worden.
c. De naam ‘dal van Jósafat’ zelf lijkt eerder in een algemene zinnebeeldige betekenis voor een ‘dal van het oordeel des Heeren’ te worden gebruikt, dan om een zekere zogenoemde plaats aan te wijzen.
d. Ja, er is in de Schrift geen dal van Jósafat nabij Jeruzalem bekend. Het ‘dal van Berácha’ of ‘dal der zegening’, waarin ten tijde van Jósafat de vijanden wonderlijk verslagen werden, ligt verder van Jeruzalem af en wordt nergens het ‘dal van Jósafat’ genoemd (2 Kron. 20:2,20,26-27). Het graf van Jósafat is in de stad Davids bij zijn vaderen te vinden (2 Kron. 21:1). Ook wordt nergens melding gemaakt van bepaalde zegetekenen die Josafat in een dal nabij Jeruzalem zou hebben opgericht.
e. In de Handelingen wordt wel over Christus’ zichtbare wederkomst, maar niet over de plaats ervan bij de Olijfberg gesproken.
Hoofdstuk 21 De tweeërlei staat van Jezus Christus
21.38De vierde trap: Christus’ oordeel
Al deze heerlijkheid van ons Hoofd Jezus zal ten laatste voor de ogen van allen, ook de goddelozen, zeer heerlijk uitblinken in de vierde trap van Zijn verhoging: het laatste oordeel, dat Hij Zelf met dit zitten heeft samengevoegd (Matth. 26:64; Mark. 14:62).
Dit oordeel zal naderhand uitvoeriger verklaard worden. Wij merken er hier alleen kort het volgende over op:
1. Het laatste oordeel zal door Christus worden gehouden:
- ‘En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. En vóór Hem zullen al de volken vergaderd worden’ (Matth. 25:31-32).
- ‘Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft al het oordeel den Zoon gegeven’ (Joh. 5:22).
- ‘En heeft ons geboden den volke te prediken, en te betuigen dat Hij is Degene Die van God verordineerd is tot een Rechter van levenden en doden’ (Hand. 10:42; zie ook Hand. 17:31; 2 Kor. 5:10; 1 Thess. 4:16; Openb. 1:7).
Hiermee is niet in strijd:
Tegenwerping 1. Elders wordt het oordeel aan God de Vader toegeschreven.
Antwoord. Hij zal dat houden in en door de Zoon.
Tegenwerping 2. Christus zegt: ‘Ik oordeel niemand’ (Joh. 8:15).
Antwoord. Dit moet verstaan worden van die tegenwoordige tijd, of van een oordeel naar het vlees, dat Hij onmiddellijk daarvoor aan de Joden had toegeschreven.
2. Christus zal het laatste oordeel houden als Godmens, volgens de aangehaalde Schriftplaatsen. Dus zal de Goddelijke natuur er haar wijsheid, macht en gezag toe bijdragen, maar de menselijke natuur haar voor de vromen aangename en voor de goddelozen verschrikkelijke zichtbare gedaante en de uitspraak van het vonnis.
3. Dit strekt Christus ook tot een prijs en loon van Zijn voorgaande strijd en vernedering, zoals blijkt uit Johannes 5:27: ‘En heeft Hem macht gegeven ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is.’ Daar wijst de naam ‘des mensen Zoon’ behalve de mensheid ook Zijn vernedering aan, en ‘omdat’ leidt ons tegelijk tot de reden en oorzaak van de gift.
4. Het laatste oordeel is uiterst heerlijk voor onze Heiland. Dit blijkt uit:
- Diverse Schriftplaatsen (Joh. 5:28; Matth. 24:30; 25:31 e.v.).
- Het werk van oordelen zelf.
- De voorafgaande stem van dagvaarding.
- De begeleidende stoet van de engelen.
- Alle verdere omstandigheden.
Het is ook net zo wenselijk en troostelijk voor de gelovigen, die van deze Rechter in Zijn toekomst terecht hun volkomen verlossing en de verdelging van hun vijanden verwachten (Rom. 2:5): ‘... ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams, want wij zijn in hope zalig geworden ...’ (Rom. 8:19-24).