Klik op één
van de segmenten!
Nederdaling ter helle van Christus
Gekoppelde paragrafen met "Nederdaling ter helle van Christus"
Handboek Dogmatiek
Johannes à Marck (1656-1731)
Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.
Hoofdstuk 21 De tweeërlei staat van Jezus Christus
21.14Christus’ nederdaling ter helle
Hiertoe behoort ook de bespreking van Christus’ nederdaling ter helle, dat in de Apostolische Geloofsbelijdenis genoemd wordt. Hierover merken wij het volgende op:
1. Dit punt komt ons niet met diezelfde woorden in de Schrift tegemoet, waar wij echter wel vinden:
- Het zijn van Zijn ziel in de hel (Ps. 16:10).
- Zijn nederkomenuit de hemel (Joh. 3:13).
- Zijn nederdalen in de nederste delen der aarde (Ef. 4:9).
Desondanks mag en moet men de zaak, die onder de woorden gepast verstaan wordt, volgens de Schrift geloven.
2. Het is zo niet te lezen in de oude geloofsbelijdenissen, hetzij van het oosten, hetzij van Rome, en evenmin bij sommige kerkleraars die het christelijke geloof verklaren. Ook wordt op haar beurt de begrafenis weggelaten waar van dit nederdalen melding wordt gemaakt. Daaruit lijkt het dat deze beide spreekwijzen eerst toevallig of door onkunde zijn samengevoegd, maar dan ongeveer in dezelfde betekenis, zonder dat men de tijd hiervan zo precies kan bepalen, wat ook door sommige ouden is opgemerkt.
3. Het wordt door sommige lutheranen betrokken op de staat van Christus’ verhoging, maar zonder enige schijn van reden. Dit blijkt uit de aard van de spreekwijze zelf, en uit de voortdurende tegenstelling in de Schrift tussen Christus’ nederdalen en zijn in de hel, en Zijn verheerlijking. Hun gevoelen wordt ook niet voldoende bevestigd door het doeleinde van dit nederdalen, dat volgens hun mening het zegepralen over Zijn helse vijanden is. Want dat wordt zonder grond zo gesteld, en dat heeft in Christus’ kruisiging zelf plaatsgevonden (Kol. 2:15), die in elk geval tot Zijn vernedering behoort.
4. Het wordt heel verschillend verklaard.
De roomsen, de lutheranen en sommige anderen verstaan daaronder een plaatselijk nederdalen van Christus in de hel, ten tijde van Zijn dood, waarvan het doeleinde is geweest:
- Het lijden van helse pijnen.
- Of de zegepraal over de satan en verdere overwonnen vijanden.
- Of de verlossing van de gelovige vaderen uit de voorburg van de hel, waartoe zij dan diverse Schriftplaatsen aanvoeren (Matth. 12:40; Hand. 2:24,27; Ef. 4:8-9; 1 Petr. 3:19; 4:6).
De onzen hebben het oog op de onzichtbare staat en plaats van de ziel in de dood, of op de helse smarten die Christus vóór Zijn dood geleden heeft.
5. Wij moeten niet zozeer onderzoek doen naar:
- De bedoeling van degenen die dit nederdalen voor het eerst in de Geloofsbelijdenis hebben gezet, en die wij niet eens kennen.
- De uitdrukking op zichzelf aangemerkt, en wat die volgens de stijl van de Schrift zou kunnen betekenen.
In beide opzichten zou men de nederdaling ter helle gepast kunnen verklaren van Christus’ dood of begrafenis. Want Zijn dood en begrafenis zijn waarachtig en worden soms door dergelijke spreekwijzen uitgedrukt (Gen. 37:35; Jes. 38:10; Ps. 16:10; 49:15). Hier is temeer reden toe, omdat wanneer de ouden de begrafenis noemen, zij geen melding maken van dit nederdalen.
Maar wij moeten onderzoek doen naar de meest gepaste betekenis van de nederdaling ter helle, zoals die ons tegenwoordig in de Geloofsbelijdenis voorkomt, en niet alleen het beste overeenkomt met de spreekwijze van de Schrift, maar ook met de volheid en nadruk van deze korte Geloofsbelijdenis