Klik op één
van de segmenten!
Geboorte van Christus
Gekoppelde paragrafen met "Geboorte van Christus"
Handboek Dogmatiek
Johannes à Marck (1656-1731)
Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.
Hoofdstuk 19 De Persoon van Jezus Christus
19.11Christus’ mensheid is uit het wezen van de maagd Maria
Met deze zelfwezendheid en gelijkwezendheid van Christus met ons hangt de afkomst van Zijn mensheid – niet ten aanzien van de ziel, maar van het lichaam – uit het wezen van de maagd Maria samen.
Wij zullen zowel de waarheid als de noodzakelijkheid hiervan bewijzen, en de noodzakelijkheid om dit te weten en te geloven.
De waarheid tonen wij aan:
Uit heel veel Schriftplaatsen van het Evangelie, waarin Hij onbepaald ‘de Zoon des mensen’ of bepaald ‘haar Zoon’ en ‘de Vrucht [haars] buiks’ genoemd wordt (Matth. 1:25; Luk. 2:7; 1:42). Want deze namen zien niet op een verkeerde mening van de mensen, en ook niet op een enkel ‘door Maria heengaan’, maar op een ware geboorte uit haar, volgens het Evangelie en Paulus’ spreekwijze: ‘..., heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw’ (Gal. 4:4).
Nog meer uit alle Schriftplaatsen die Hem herleiden tot de vaderen, zoals David en Abraham (Luk. 1:32; Hand. 2:30; Rom. 1:3; Matth. 1:1), ja, van Eva zelf (Gen. 3:15). Dit kan immers niet waar zijn als Christus niet uit het wezen van Maria voortgekomen is, maar alleen door haar is heengegaan.
Uit de algemene uitspraak van Paulus: ‘Overmits dan de kinderen des vleses en des bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden’ (Hebr. 2:14). Deze gelijkheid moeten wij zo breed opvatten als het Evangelie ons toelaat.
De noodzakelijkheid tonen wij als volgt aan
Christus kwam voort uit het wezen van Maria wegens de noodzakelijkheid om met ons van énen bloede te zijn, Gods gerechtigheid, de vervulling van de oude wet over de lossers (Lev. 25:25), en de betamelijkheid dat ‘Hij Die heiligt én zij die geheiligd worden, allen uit één zijn’ (Hebr. 2:11).
Hij kwam voort uit haar die maagd was, wegens de noodzakelijkheid van Zijn heiligheid en de vertoning daarvan. Deze konden geen van beide zonder de geboorte uit een maagd bestaan, vanwege de verdorvenheid van alle mensen die door samenkomst van vader en moeder uit Adam worden gegenereerd.
Het is noodzakelijk dat wij deze afkomst van Christus uit het wezen van Maria weten en geloven, om een genoegzaam vertrouwen op Christus als de beloofde Middelaar en onze Losser te hebben, en met zulk een vertrouwen in vrijmoedigheid tot Hem als onze ware Broeder te naderen.