Klik op één
van de segmenten!
Sterven van de mens
Gekoppelde paragrafen met "Sterven van de mens"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 3
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 3/6 - De verlossing door Christus.
Boek V - Hoofdstuk 11 Het leven van de Middelaar
11.39Vierde praktijk: Christus’ ouderdom verschaft een voorbeeld van voorbereiding op de dood
De ouderdom ofwel de voorbereiding van Christus op Zijn dood verschaft een voorbeeld van navolging aan allen, vooral aan hen die al wat verder op hun dagen gekomen en dus dichter bij hun dood zijn.
1. Christus heeft in deze voorbereiding dikwijls en ernstig aan Zijn dood gedacht, wanneer Hij hem zo dikwijls, als aanstaande, Zijn discipelen voorzegd heeft, zoals wij in het leerstellige deel getoond hebben. Daardoor heeft Hij Zich geleidelijk aan de dood gewend, opdat Hij door hem niet als door een strik overvallen zou worden. Laten zo ook wij door een veelvuldige en ernstige overdenking van onze dood ons aan onze dood gewennen (Ps. 39:5,6; 90:12; Jak. 4:13,14, vgl. met Pred. 7:2; 1 Kor. 15:31), opdat wij niet plotseling door hem overrompeld worden (1 Thess. 5:6; 1 Petr. 4:7; Rom. 13:13).
2. Christus heeft de redevoeringen van anderen en hun vermaningen aangaande Zijn aanstaande dood niet kwalijk genomen, maar goed opgevat, met name die van Mozes en Elía, toen zij ‘Zijn uitgang zeiden’ (Luk. 9:31). Zo moeten ook wij geen afschrik hebben van de samenspraken en vermaningen aangaande onze aanstaande dood (Jes. 38:1). Vooral de vermaning van Mozes, opdat die ons de verdiensten van onze zonden (Gen. 2:17) ons in gedachten zal terugbrengen, opdat wij daarover diep vernederd worden voor God en wij ons tijdig vóór onze dood daarvan bekeren tot God, en wij niet in de zonden sterven (Luk. 21:34,36). En ook de vermaning van Elía, de voorloper van Christus, opdat die ons het hart zal voorbereiden om Christus met een levend geloof aan te nemen, voordat wij heengaan (Jes. 40:3; Mark. 1:3, vgl. met Luk. 2:28,29).
3. Christus heeft in Zijn voorbereiding μεταμορφοῦσθαι, ‘van gedaante veranderd willen worden’ (Matth. 17:2), om daardoor een voorsmaak en de eerstelingen van Zijn heerlijkmaking die op Zijn dood zou volgen, te ondervinden, en om daardoor gesterkt te worden tegen de schrik en de bitterheid van de aanstaande dood. Laten zo ook wij vóór onze dood met al onze krachten trachten μεταμορφωσεσθαι, ‘van gedaante veranderd te worden’ (Rom. 12:2), niet alleen tot ware boetvaardigheid en bekering (Rom. 12:2); maar ook tot de eerstelingen en de voorsmaak van de hemelse en eeuwige heerlijkheid, die op de dood zal volgen (Hand. 7:55,56; 2 Kor. 5:1,2), opdat de prikkel van de dood stomp gemaakt wordt (1 Kor. 15:54-57) en daarvoor een begeerte en verlangen naar de dood in de plaats komt (Rom. 8:23; Filipp. 1:21,23).
4. Christus heeft in Zijn voorbereiding vóór Zijn dood het verbond met Zijn God plechtig willen vernieuwen, en van dat vernieuwde verbond door de sacramentele tekenen van het pascha en van het Avondmaal verzekerd willen worden, met een overgrote begeerte (Luk. 22:15). Laten zo ook wij, voordat wij van hier heengaan, reikhalzen om ons verbond met God te vernieuwen en de sacramentele zegels daarvan (als dat op gepaste wijze mogelijk is) te genieten (Matth. 22:32; Ps. 39:13,14).
5. Christus is in Zijn voorbereiding voor Zijn discipelen zowel met woord als met voorbeeld een Aanspoorder geweest tot liefde, nederigheid en burgerlijke beleefdheid, door hun de voeten te wassen (Joh. 13:15). Zo moeten ook wij, vooral wanneer wij gaan sterven, voor de onzen aanspoorders zijn tot godzaligheid jegens de naaste (1 Kon. 2:2; Jes. 38:1).
6. Christus heeft in Zijn voorbereiding door een zeer uitgebreide en voortreffelijke predicatie getracht de smarten en vrezen van de Zijnen, die vanwege Zijn vertrek bij hen zouden ontstaan, te matigen, en hen in Zijn afscheidsredevoering met vele redenen tegen de vervolgingen en lagen van deze wereld te versterken (Joh. 14-16). Zo moeten ook wij trachten om de smarten en droefheden van de onzen te verlichten (Luk. 23:27,28), en hen tegen allerlei naderend kwaad te versterken (Gen. 49; Hand. 20:29-31).
7. Christus heeft in Zijn voorbereiding met de vurigste smekingen Zichzelf, nu Hij ging sterven, en Zijn discipelen aan Zijn Vader aanbevolen (Joh. 17). Zo moeten ook wij, wanneer wij gaan sterven, met de hartstochtelijkste gebeden onze zonden afwenden (Ps. 143:1,2; 130:1,3), onze zielen in Gods handen neerleggen (Hand. 7:59; Ps. 31:6) en de onzen die na ons overblijven, aan de Goddelijke zorg en bewaring aanbevelen (Hand. 20:32).
Boek V - Hoofdstuk 12 De dood van de Middelaar
12.41Dertiende praktijk: Christus’ dood geeft een voorbeeld van de christelijke stervenskunst
Ons wordt in de dood van Christus een allernauwkeurigst voorbeeld voorgesteld van wél sterven (euthanasie). Want zoals wij in het vorige hoofdstuk, § 39, een voorbeeld gehad hebben van een voorbereiding op de dood, zo volgt nu de manier van sterven zelf.
De mens die gelukkig zal sterven, heeft de volgende verantwoordelijkheden, wanneer hij in navolging van Christus de voorbereiding volgens de aangewezen punten verricht heeft, en nog in volkomen gezondheid is of een ziekte reeds dringt en de dood aanstaande is:
1. De zorg voor zijn huiselijke zaken (Jes. 38:1), naar het voorbeeld van Christus, Die Zijn moeder aan Zijn discipel aanbeval (Joh. 19:27).
2. De vertroosting van degenen die over zijn dood beangstigd en bekommerd zijn (1 Thess. 4:13,14), naar het voorbeeld van Christus (Joh. 16:7), Die de vanwege Zijn kruis bedroefde en wenende vrouwen sterkte (Luk. 23:27,28).
3. Een waarschuwing van de zijnen aangaande hun toekomstige staat na zijn dood (Gen. 49:1 e.v.), naar het voorbeeld van de stervende Christus (Luk. 23:28-31).
4. De bekering van anderen (Hand. 7:51-53), naar het voorbeeld van de stervende Christus, Die de ene moordenaar bekeerde (Luk. 23:42,43).
5. De vergeving van de verongelijkingen die hem door zijn vijanden zijn aangedaan, en een verzoening met hen (Gen. 50:14-22), naar het voorbeeld van de stervende Christus (Luk. 23:34).
6. De afhandeling van de bezigheden en zaken die vóór de dood afgehandeld moeten worden (Hand. 20:24; 2 Tim. 4:7), naar het voorbeeld van Christus (Joh. 19:28,30).
Na dit alles moet uiteindelijk als belangrijkste volgen:
7. De zorg voor de ziel, opdat zij met God verzoend wordt (Luk. 23:42; Openb. 14:13) en met godvruchtige verzuchtingen in Gods handen bevolen wordt (Hand. 7:59; Ps. 39:6), naar het voorbeeld van de stervende Christus (Luk. 23:46).
Meer dergelijke dingen zullen ons, zo God wil, in de ascetische godgeleerdheid [deel 6-B] voorkomen.