Klik op één
van de segmenten!
Eeuwige leven
Gekoppelde paragrafen met "Eeuwige leven"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.
Boek I - Hoofdstuk 1 De natuur van de godgeleerdheid - de methode van de godgeleerdheid - de gedefinieerde zaak van de godgeleerdheid - de definitie van de godgeleerdheid
1.41Hoe velerlei dit leven is
Het leven dat de godgeleerdheid Godewaarts richt en bestuurt, is drieërlei:
Het leven van de natuur (Gen. 2:7). Dit spruit voort uit de vereniging van ziel en lichaam, waardoor de mens zich op natuurlijke wijze kan bewegen.
Het leven van de genade (Gal. 2:20). Dit vloeit voort uit de vereniging van de oorspronkelijke gerechtigheid met de ziel, waardoor hij zich op geestelijke ofwel zedelijke* wijze kan bewegen.
Het leven van de heerlijkheid (Joh. 17:3). Dit ontstaat uit de vereniging en gemeenschap van de gehele mens met God, waardoor hij gelukzalig leeft.
Het leven van de natuur
Het leven van de natuur is ten aanzien van de eerste daad* (actu primi) eigenlijk aan geen godgeleerde geboden onderworpen. Het wordt echter vanwege de tweede daden* (actus secundos), naargelang de zaken vereisen, ter beloning of straf wegens goede of kwade daden hetzij verheven en beloond, hetzij gestraft, hetzij verlengd (1 Tim. 4:8; Ex. 20:12). Evenwel worden de tweede daden, namelijk de vegetatieve,* sensitieve* en rationele (redelijke) daden, door de godgeleerde regels Godewaarts bestuurd en gericht.
Het leven van de genade
Het leven van de genade staat, zowel ten aanzien van zijn eerste daad als ten aanzien van de tweede daden, meer regelrecht onder de wetten van de godgeleerdheid. De geestelijke dood door de zonde wordt weggenomen en het geestelijke leven wordt hersteld door het geloof (Ef. 4:18; Ef. 2:5,6). Ook moeten de goede werken noodzakelijk:
Uit het leven van de genade, ofwel uit het geloof, door de wedergeboorte toegebracht, voortspruiten (Joh. 3:5,6; Rom. 14:23; Hebr. 11:6).
Tot eer van God gericht worden (Gal. 2:19,20; 1 Kor. 10:31; Filipp. 1:20,21).
Naar het voorschrift van Gods wil vormgegeven worden (1 Petr. 4:2,6).
Het leven van de heerlijkheid
Het leven van de heerlijkheid hangt geheel en al van de besturing der godgeleerdheid af (Joh. 17:3; 1 Petr. 1:9). En wel zo, dat het hier begonnen wordt door het leven der genade en hiernamaals voltooid wordt in de hemelen (Joh. 3:36; Joh. 5:24; 1 Joh. 3:15). Ook verschilt het daarvan niet, behalve alleen in trappen.
Boek II - Hoofdstuk 12 Gods leven en onsterfelijkheid - Het leven van God - De onsterfelijkheid van God
12.1De derde soort van Goddelijke eigenschappen – Gods leven
Wij hebben onder de Goddelijke eigenschappen de dingen gehad die ons voorstellen wat God is, ofwel: de zaken die behoren tot de beschrijving van Hem, waardoor Hij een Geest van Zichzelf is.
Wij hebben ook de dingen gehad die ons voorstellen hoe groot God is: in getal één, in grootheid oneindig, in tegenwoordigheid onmetelijk ofwel alomtegenwoordig, in duur eeuwig.
Nu rest ons nog dat wij overgaan tot de dingen die ons voorstellen hoedanig God is, namelijk de dingen waardoor Hij werkzaam is, volgens ons begrip.
Van deze dingen zullen ons twee soorten voorkomen:
Tot de eerste soort behoort Zijn leven, Zijn verstand, enzovoort.
Vervolgens zijn er de dingen die van de eerste soort voortgekomen zijn, namelijk Gods algenoegzaamheid, majesteit en gelukzaligheid.
Wij zullen met de eerste soort beginnen en in het bijzonder met Gods leven, een eigenschap die van deze soort de meest algemene is.
De Zaligmaker zal het leven van God ons verklaren in Johannes 5:26.
12.26Vierde praktijk: Gods onsterfelijkheid strekt tot ijver en een trachten naar een zalige onsterfelijkheid
Gods onsterfelijkheid lokt ons door een voorbeeld aan tot ijver en een staan naar de onsterfelijkheid, en wijst ons tevens de Fontein en het middel tot verkrijging daarvan aan. Allen is de begeerte naar de onsterfelijkheid aangeboren:
Een begeerte dat zij niet zullen sterven (Gen. 42:2; Job 2:4).
Of een begeerte dat zij, wanneer ze gestorven zijn, zullen leven, hetzij in hun zaad en nageslacht (Ps. 89:30,37), hetzij in hun naam en roem (Gen. 12:2,5; 2 Sam. 7:25).
Of een begeerte om van de dood hersteld te worden in het leven (Filipp. 3:11).
Naar die onsterfelijkheid trachten zij:
Door natuurlijke werkingen, door het gebruik van voedsel, medicijnen en beschermmiddelen, en door de dood zo zorgvuldig mogelijk te ontvluchten.
Door heldendaden (2 Sam. 23:8 e.v.).
Door deugdzame werkingen, zoals wijsheid en geleerdheid.
Door kwade en schandelijke daden (Gen. 11:4), zoals Herostratos, die de tempel van Diana in brand stak.
Door godsdienstige daden (Filipp. 3:10,11).
Ja, hiertoe heeft de onsterfelijke God ons een onsterfelijke ziel gegeven, en in haar een begeerte naar de onsterfelijkheid. Ja, Hij heeft ons ook in onze eerste ouders onsterfelijk geschapen. En toen wij de onsterfelijkheid door afval verloren hadden, heeft Hij haar aan ons hersteld, zelfs door de dood van Zijn eniggeboren Zoon. Tot slot, Hij heeft ook in het Evangelie de weg tot de onsterfelijkheid aangewezen, om te zijner tijd geschonken te worden in het laatste oordeel.
Middelen om de zalige onsterfelijkheid te verkrijgen
Vraag. Maar op welke wijze en door welke middelen zullen wij de begeerde onsterfelijkheid verkrijgen?
Antwoord.
De Fontein en Oorsprong daarvan is God, de alleen Onsterfelijke (1 Tim. 6:16), Die door liefde en een brandende begeerte met ons verenigd is (Ps. 73:25).
Het enige Middel is de Heiland Jezus, aan Wie de Vader ‘gegeven heeft het leven te hebben in Zichzelven’ (Joh. 5:26), om te zijn ‘de Weg, de Waarheid en het Leven’ (Joh. 14:6); ja, het Leven zelf van de Zijnen (Kol. 3:4).
De hulpmiddelen om de onsterfelijkheid te verkrijgen, zijn:
Kennis van God en van de Middelaar (Joh. 17:3).
Het geloof in Beiden (Joh. 14:1; 12:16).
Een brandende begeerte naar de zalige onsterfelijkheid (2 Kor. 5:2-4).
Een algemeen ‘goed leven’ (Filipp. 3:20-21).
Een gelovig ‘goed sterven’ (Openb. 14:13).
Op al deze dingen kan niet anders dan een zalige onsterfelijkheid volgen.