Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Gekoppelde paragrafen met "Wederkomst"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 3

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 3

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 3/6 - De verlossing door Christus.

Boek V - Hoofdstuk 16 De hemelvaart van de Middelaar

16.2De exegese van de tekst

Met dit getuigenis stellen de engelen aan de Galilese mannen, die Christus tijdens Zijn vertrek naar de hemel met hun ogen en aandoeningen* navolgen, de reden van dat vertrek tot hun vertroosting voor.

Hierin tekenen zij:

 

A. De Vertrekkende: οὗτος Ἰησοῦς, ‘deze Jezus’. 

Zij hebben de discipelen bestraft, niet zozeer omdat zij met ingespannen ogen de opvarende Jezus navolgden, als wel omdat zij dat met een zodanig gemoed deden, te weten: met een overmatige droefheid, gemengd met een zeker ongeloof. Zij hadden geklaagd dat hun Jezus door de dood hun ontnomen was en zij hadden Zich over Hem verblijd toen Hij door de opstanding hun teruggegeven was. Door Zijn allerzoetste omgang gedurende zo’n korte tijd, namelijk veertig dagen, waren zij opgebeurd geweest. En nu zagen zij Hem voor eeuwig van hen weggenomen worden! Om hen des te krachtiger nu tegen die ongelovige droefheid te vertroosten, zo zeggen de engelen: οὗτος Ἰησοῦς, ‘deze Jezus’, alsof zij zeiden: ‘Diezelfde Verlosser, Die u verloren hebt door de dood, Die u teruggekregen hebt door de opstanding, Die u veertig dagen lang bij u gehad hebt, Die nu van u is weggegaan naar de hemel, Diezelfde zal vast en zeker eenmaal aan u teruggegeven worden.’ 

 

B. Het vertrek zelf, waarin begrepen ligt:

 

1. De weggang ofwel de opvaring ten hemel: ‘Die van u opgenomen is in den hemel.’

Hiervan wordt vermeld:

a. De beweging van weggaan ofwel van opvaren: ὁ ἀναληφθεὶς, ‘Die opgenomen is’. Hij wordt in vers 10 de πορευόμενος, ‘heenvarende’, ‘vertrekkende’, genoemd. Het grondwoord ἀναλαμβάνομαι, ‘opnemen’, is een samengesteld woord uit ἀνά, ‘weer’, en λαμβάνομαι, ‘nemen’, ‘aannemen’. 

Volgens sommigen heeft het een burgerlijke betekenis, ontleend aan vaders door wie hun zonen, als deze lang van huis zijn geweest, weer in het huisgezin aangenomen worden. Zo heeft de hemelse Vader Zijn Zoon, Die Hij vanwege onze op Zich genomen zonden, als was Hij een ontaarde Zoon, om zo te zeggen weggezonden en verstoten. Maar toen de voldoening geschied was, heeft de Vader Hem als het ware weer in genade aangenomen, en nadat Hij weggezonden was, weer naar huis geroepen en ontvangen. 

Volgens anderen betekent het ‘weer ontvangen’, ‘weer krijgen’, als iets wat men verloren of weggeworpen heeft, zoals de vader zijn verloren zoon teruggekregen, terugontvangen heeft (Luk. 15). 

Volgens anderen is het ‘naar boven opgenomen worden’, als was het woord samengesteld uit ἄνω, ‘naar boven’, en λαμβάνεσθαι, ‘nemen’, of ‘genomen worden’. Want de Vader heeft Zijn Zoon, Die Hij neergezonden had ‘in de nederste delen der aarde’ (Ef. 4:9), opgenomen in de hoogste delen van de wereld, in de hemel. 

ἀναληφθεὶς, ‘opgenomen’, in een passieve betekenis, geeft te kennen dat Hij door de kracht van een andere Persoon op- en aangenomen is, namelijk door de kracht van Zijn Vader. Zo is Hij door de kracht van Zijn eigen Wezen,* dat hetzelfde is als het Wezen van Zijn Vader, ‘opgestegen’, ‘opgevaren’. Daarom wordt Hij een πορευόμενος, ‘heenvarende’, genoemd (vers 10). Hierom zijn én de Schrift (Mark. 16:19; 1 Tim. 3:16) én de vroege Griekse kerk gewoon om Christus’ hemelvaart een ἀνάλημψις, ‘opneming’, te noemen. Zie Eusebius, Historia ecclesiastica (Kerkgeschiedenis), boek 2, hoofdstuk 1-2, en elders. 

b. De begrenzingen van de beweging. Dat zijn er twee: 

(1) Het beginpunt:* ἀφ' ὑμῶν, ‘van ulieden’, van de aarde, van de Olijfberg, waar Hij Zijn uiterste vernedering aangevangen had. Om zo te leren dat Zijn lijden en opvaren op een en hetzelfde zagen en aan elkaar verbonden waren (Luk. 24:26; Rom. 8:17). 

‘Van ulieden.’ Niet van allen en eenieder, niet van de ongelovigen, de goddelozen, de geveinsden, aan wie Hij nooit gegeven was geweest, die Hem nooit gehad hadden (Ef. 2:12), maar van Zijn apostelen en discipelen. Daaruit blijkt dat de opvarende Christus naar het lichaam zowel de Zijnen als de aarde waarlijk verlaten heeft. 

(2) Het eindpunt: εἰς τὸν οὐρανὸν, ‘in den hemel’, met het lidwoord τὸν, om een bepaalde plaats te kennen te geven, tegenovergesteld aan de aarde (Joh. 16:28).

‘In den hemel’:

- Niet alleen door de wolkenhemel.

- Ook niet alleen door de sterrenhemel, zoals de latere lutheranen willen, om staande te houden dat Hij met een plaatselijke beweging tot aan de wolken opgevoerd is geweest, omdat Hij de alomtegenwoordigheid van het lichaam wel gehad heeft ten aanzien van het bezit, maar dat Hij die niet heeft willen gebruiken tot aan Zijn hemelvaart, waarna Zijn vlees alomtegenwoordig zou zijn geworden. Hierover meer in het weerleggende deel. 

- Maar tot in de derde hemel, de hoogste hemel, die bij uitnemendheid in de Schrift de ‘hemel’ genoemd wordt; anders gezegd ‘Gods huis’, waarin vele woningen zijn en waaruit Hij zal terugkomen, zoals Hij aan Zijn discipelen belooft (Joh. 14:2). 

 

2. De wederkomst.

Hiervan wordt aangetekend:

a. De beweging: ἐλεύσεται, ‘Hij zal komen’. 

Het woord ἔρχομαι, ‘komen’, wordt in het Nieuwe Testament met een bijzondere nadruk gebruikt:

- Soms voor de komst van de menswording (Joh. 3:12; 16:28; en steeds bij Johannes). 

- Soms voor de komst van de vernedering (Matth. 20:28).

- Soms voor de komst van de genade ofwel van de heerlijkmaking, die geschiedt door het Woord en de sacramenten (Matth. 9:13; Joh. 1:5,7,9; 3:19; 12:46,47; 18:37). 

- Hier in deze plaats voor de komst van de heerlijkheid (zoals ook in Matth. 25:31; 1 Kor. 11:26). 

Zo spreken de engelen, om het gemoed van de discipelen des te krachtiger op te beuren, dat al te diep verslagen was vanwege de weggang van hun Meester: ‘Hij is wel weggegaan, maar Hij zal terugkomen.’ Zoals de Zaligmaker Zelf zei: ‘Ik kom weder en zal u tot Mij nemen’ (Joh. 14:3). 

b. De manier van bewegen. Hier is:

(1) Het denkbeeld* van het zien: ὃν τρόπον ἐθεάσασθε, ‘gelijkerwijs gij gezien hebt’. 

ὃν τρόπον, ‘gelijkerwijs’, ziet dus op het naastvolgende ἐθεάσασθε, ‘gij gezien hebt’, niet op de geziene zaak. Want Christus zal op een iets andere manier terugkomen dan Hij weggegaan is (Matth. 25:31,32; 2 Thess. 1:7,8). Dus wordt de ontwijfelbare zekerheid van Christus’ wederkomst te kennen gegeven. Immers, zij zouden Hem eenmaal met hun ogen zien terugkomen, op gelijke wijze als zij Hem nu zagen weggaan; en evenals zij niet twijfelden aan Zijn weggang, zo moesten zij ook niet twijfelen aan Zijn wederkomst. 

Het woord θεᾶςθαι houdt meer in dan het woord ὁρᾶν. Want het laatste betekent eenvoudig* ‘zien’, ook slechts in het voorbijgaan, maar het eerste betekent een zaak lang en nauwkeurig, uitwendig en inwendig, van buiten en van binnen beschouwen, als een nieuw en bewonderenswaardig schouwspel. Het wordt betrokken op de ogen van zowel het lichaam als de ziel (1 Joh. 1:1; Joh. 1:14). Daarom wordt in het voorgaande vers gezegd: ἀτενίζοντες ἦσαν εἰς τὸν οὐρανὸν, ‘alzo zij naar den hemel staarden’, ofwel ‘alzo zij hun ogen naar den hemel hielden terwijl Hij heenvoer’. Want het Griekse woord ἀτενίζειν betekent: met gevestigde, onbeweeglijke en ingespannen ogen beschouwen. 

(2) De geziene zaak: αὐτὸν πορευόμενον εἰς τὸν οὐρανόν, ‘Hem naar den hemel heenvarende’. Het grondwoord πορεύομαι betekent ‘ik ga weg’, ‘ik reis’, ‘ik vertrek’. Het wordt gebruikt voor het reizen van Christus naar Zijn dood (Luk. 13:33). Het omvat Zijn opstanding, hemelvaart en zitten aan de rechterhand van Zijn Vader (Joh. 14:2,3,12,28; 16:7,28). Hier moet uit deze zaken alleen de hemelvaart verstaan worden, zoals uit de samenhang blijkt en waarover wij in het voorgaande gesproken hebben. 

In het hele vers wordt te kennen gegeven Zijn wederkomst om de levenden en de doden te oordelen. Zij is de vierde en laatste trap* van Zijn verhoging en verheerlijking, die zichtbaar zal zijn, evenals Zijn weggaan zichtbaar heeft plaatsgevonden. Over deze wederkomst zullen wij elders, zo God wil, uitvoerig spreken. 

Naar paragraaf