Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Gekoppelde paragrafen met "Regering van Christus"

Handboek Dogmatiek

Handboek Dogmatiek

Johannes à Marck (1656-1731)

Johannes à Marck (1656-1731)

Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.

Hoofdstuk 20 Het drieërlei ambt van Jezus Christus

20.34De twee belangrijkste daden van Christus’ Koninkrijk

De belangrijkste daden van Christus’ Koninkrijk zijn er twee: 

1. De besturing of regering van Zijn volk, dat Hem de Vader gegeven heeft, en dat de Zoon door de prijs van Zijn bloed en de kracht van Zijn Geest Zich tot een eigendom verkregen heeft.

2. De bescherming van Zijn volk.

 

1. Christus’ regering

Tot de regering behoren:

1. Het uiterlijke geven van Zijn allerheiligste wet. De wet is onder het oude en nieuwe verbond in het belangrijkste wezen van de zaak dezelfde, hoewel zij in de omstandigheden verschillend is afgestemd op de bijzondere staat van de kerk. Om die reden is eertijds het juk van de schaduwachtige geboden bij het strenge voorstel van de zedelijke wet gevoegd.

2. De inwendige werking van de gehoorzaamheid aan de wet, door de verlichting van het verstand en de aanrading, ja, de buiging van de wil (Ps. 23:3; 143:10; Hoogl. 1:3). Tot verdediging van de menselijke vrije wil, onttrekken de socinianen deze inwendige werking aan Christus. En wel zozeer, dat volgens hun mening zelfs de gehoorzaamheid van de onderdanen totaal niet noodzakelijk is tot Christus’ Koninkrijk, maar dat Zijn Koninkrijk genoeg kan bestaan door het loutere recht van heerschappij en het straffen van de vijanden. 

3. De daarop volgende blijde vergelding, uit een koninklijke milddadigheid en trouw, zonder enige verdienste van de mensen. Deze vergelding geeft Christus ook wel door lichamelijke, maar het meest door geestelijke goederen (vgl. 1 Tim. 4:8); ook wel hier bij het begin van de gehoorzaamheid, maar het meest hierna, zowel in de dood als in de toekomstige opstanding (2 Tim. 4:8). 

 

2. Christus’ bescherming

De zeer veilige bescherming van Christus gaat met Zijn regering gepaard.

1. Deze bescherming oefent Hij ten aanzien van:

- De gehele kerk, zowel triomferend in de hemel als strijdend op de aarde. Ook wanneer zij uiterlijk schijnt te bezwijken, terwijl ze van haar luister is beroofd, houdt zij daardoor nooit op te bestaan op aarde, te midden van alle list en geweld van de satan en zijn instrumenten (Jes. 54:10; 59:21; Ezech. 34:25; Matth. 16:18)

- Alle particuliere gelovige leden van de kerk (Joh. 10:28).

2. Deze bescherming werkt Hij: 

- Niet alleen door Zijn priesterlijke voorbede (vgl. Luk. 22:32; Joh. 17:11,17,24; Hebr. 7:24-25). 

- Maar ook door Zijn eigen Goddelijke en koninklijke macht, en de werkzaamheid van Zijn Geest, die aan de Zijnen wordt toegezonden (vgl. Joh. 10:28; Ef. 4:30; 1 Petr. 1:5). 

3. Deze bescherming laat Hij aan hen toekomen:

- In de hemel, door het weren van alle kwade dingen en een volkomen ten onderbrenging van al hun vijanden (Openb. 20:14; 21:4).

- Hier op aarde door ondersteuning in en uithelping uit de kwade dingen (Jes. 43:1-2; Ps. 23:4; 2 Kor. 12:9), en door een krachtige bedwinging van alle inwendige en uitwendige vijanden (vgl. Matth. 8:26; 1 Kor. 10:13), hetzij door gewone of ongewone middelen, of ook zonder middelen. 

Naar paragraaf