Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Gekoppelde paragrafen met "Melchizedek"

Handboek Dogmatiek

Handboek Dogmatiek

Johannes à Marck (1656-1731)

Johannes à Marck (1656-1731)

Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.

Hoofdstuk 20 Het drieërlei ambt van Jezus Christus

20.14Verschillende opvattingen over de persoon van Melchizédek

Om deze spreekwijze en gelijkheid des te beter te verstaan, zullen wij als in het voorbijgaan iets moeten zeggen over Melchizédeks persoon en bediening. 

Wat betreft zijn persoon menen wij dat de volgende mensen erg hebben gedwaald:

1. Sommige oude ketters en leraren 

Zij hebben Melchizédek gehouden voor de Heilige Geest, voor een kracht van God die boven Christus Zelf uitmuntte, of voor een of andere engel. Zo hebben ze gezamenlijk Zijn ware mensheid ontkend. Dit gaat volstrekt in tegen:

  • De eenvoudigheid van Mozes’ verhaal, die hem aan ons voorstelt als een van de andere Kanaänitische koningen (Gen. 14:18).

  • Het priesterdom dat hem wordt toegeschreven, aangezien ‘alle hogepriester uit de mensen genomen’ wordt (Hebr. 5:1).

  • De schaduwachtige voorafbeelding van Christus, die wij bij een mens, maar niet bij God of bij een engel moeten zoeken.

Tegenwerpingen beantwoord

Hier helpen de volgende tegenwerpingen weinig tegen:

  1. De voortreffelijkheid van Melchizédek boven Abraham. 

    Antwoord. Die heeft geen betrekking op zijn geloof of heiligheid, maar op de waardigheid en daadwerkelijke uitoefening van zijn ambt.

  2. De naam ‘koning der gerechtigheid’ en ‘koning des vredes’ (Hebr. 7:2). 

    Antwoord. Dit is slechts een zinspelende verklaring, die Paulus geeft van de echte eigennaam ‘Melchizédek, koning van Salem’ bij Mozes. Bovendien, omdat deze naam zo verklaard wordt, maakt hij die persoon nog niet direct tot een volmaakt bezitter of volmaakte oorzaak van gerechtigheid en vrede, maar heeft een voldoende duidelijke zin wanneer hij tot gerechtigheid en vrede genegen is geweest en die boven andere koningen heeft gezocht.

  3. Van Melchizédek wordt gezegd dat hij was ‘zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch begin der dagen, noch einde des levens hebbende’ (Hebr. 7:3). 

    Antwoord. Dit moet van hem niet in een volle zin verstaan worden – zoals wel in de Messías – maar van het verzwijgen van deze dingen in de Schrift. Daarom ook wordt niet gezegd dat hij zonder ‘geslacht’, maar zonder ‘geslachtsrekening’ was. Dat is wel met meer mensen het geval, maar daarom zijn zij in andere dingen Christus nog niet gelijk geweest of tot typen van Hem gesteld.

  4. Van Melchizédek wordt gezegd dat Hij ‘den Zone Gods gelijk geworden’ is (Hebr. 7:3). 

    Antwoord. Dit behoort niet tot een wezenlijke gelijkheid, maar tot enige afschaduwende overeenkomst van ambt en persoon.

  5. Van Christus wordt verklaard dat Hij Priester is ‘naar de ordening van Melchizédek’.

    Antwoord. Daardoor wordt niet gesteld dat er in het voorbeeld een grotere waardigheid zou zijn dan in het Tegenbeeld.

  6. Anders zou Abraham ophouden een ‘vader der gelovigen’ te zijn. 

    Antwoord. Vanwege Gods bijzondere verbond met Abraham en zijn geloof en gehoorzaamheid die ten voorbeeld strekten, behoudt dat zijn volle waarheid, ook al is Melchizédek een mens geweest en kan hij als koning ook een gelovig volk onder zich hebben gehad. 

2. Andere oude en ook hedendaagse schrijvers, zelfs van de onzen

Zij hebben gemeend dat Melchizédek Gods Zoon Zelf is geweest, Die als een preludium van Zijn menswording in een menselijke gedaante aan Abraham is verschenen. Dit wordt door dezelfde, zojuist aangevoerde redenen weerlegd:

  1. Vooral ook hiermee dat het in alle opzichten beneden de waardigheid van Christus was om door het offeren van dieren een uiterlijk, lichamelijk priesterschap waar te nemen. Dit heeft Melchizédek, die tienden van alles ontving, immers zeker gedaan.

  2. Nog een reden is dat Melchizédek als een koning verschijnt en daarom Christus, Die in de gestalte van een dienstknecht gekomen is, uiterlijk niet heeft kunnen voorstellen. 

Tegenwerpingen beantwoord

Tot verdediging van dit gevoelen zijn de zojuist aangevoerde tegenwerpingen ook niet voldoende, evenmin als de volgende:

  1. De zegening die aan Melchizédek wordt toegeschreven ten aanzien van Abraham. 

    Antwoord. Die betekent hier niet een daadwerkelijke toebrenging van het goede, dat het werk van God en Christus is, maar veeleer een toewensing daarvan, die alle priesters betaamde.

  2. De eeuwigheid van zijn persoon en ambt, ‘van welken getuigd wordt dat hij leeft’, en die ‘priester blijft in eeuwigheid’ (Hebr. 7:8,3,17). 

    Antwoord. Dit moet in een mindere zin van het voorbeeld en in een volle zin van het Tegenbeeld worden verstaan, evenals de belofte van het eeuwige koninkrijk, die aan Sálomo en de Messías gedaan is (2 Sam. 7:12-14). 

 

3. Sommigen van de oudste Joden, de roomsen en de onzen

Zij hebben Melchizédek gehouden voor Sem, Noachs zoon. Dit is niet in strijd met de tijdrekening, die sommigen van de ouden uit de Septuagint hiertegen hebben ingebracht. Want uit het Hebreeuws blijkt dat Abraham Sem slechts weinige jaren overleefd heeft. 

Maar het gaat in tegen:

  • Melchizédeks woonplaats in het land Kanaän en dus geen zoon van Sem is, maar van Cham.

  • Abrahams vreemdelingschap bij Melchizédek.

    Melchizédeks volkomen onderscheiding van het geslacht van de Levieten, terwijl hij anders dus hun voorvader zou zijn geweest.

  • De volkomen ontkenning van Melchizédeks geslachtsrekening en het verhaal van zijn geboorte en dood, dat immers geenszins bij Sem past. 

 

Tegenwerpingen beantwoord

De gronden voor dit gevoelen zijn ook totaal wankel, met name:

 

  1. Melchizédeks voortreffelijkheid. 

    Antwoord. Die past heel goed bij meer anderen behalve bij Sem.

  2. Zijn zegening.

    Antwoord. Die hoeft men niet van vaderlijke liefde af te leiden.

  3. De vergelijking van ‘Sems tenten’ (Gen. 9:27) met ‘Gods hut in Salem’ (Ps. 76:3). 

    Antwoord. Deze spreekwijzen verschillen veel van elkaar, en in Noachs voorzegging behoort de naam van Sem meer tot zijn nakomelingschap dan tot zijn eigen persoon.

  4. Het getuigenis van het leven, dat Melchizédek volgens Paulus heeft (Hebr. 7:8), alsof dat zag op het eeuwige hemelse leven dat aan alle gelovigen gemeenschappelijk is, en de daartoe behorende benaming ‘de God van Sem’ (Gen. 9:26). 

    Antwoord. Dit ziet veeleer op het stilzwijgen over zijn dood en over zijn opvolger in het priesterdom, en ook op de eeuwigheid van de Messías en Zijn ambt. 

 

4. Nog enkele anderen

Enkele anderen hebben geoordeeld dat Melchizédek een mens was die onmiddellijk door God geschapen was, koning en priester in Kanaän, niet aan Christus maar aan Adam – Gods zoon door schepping – gelijk geworden, zowel hierin als in heiligheid en in andere zaken. Dit is een volkomen verzinsel, niet alleen buiten, maar ook tegen de Schrift, die alle mensen van Adam en Eva afleidt en hen buiten Christus zondaars noemt (Gen. 3:20; Hand. 17:26; Rom. 5:12). Ja, het is ook tegen de aard van het priesterdom, waartoe een gemeenschap van hetzelfde menselijk bloed vereist wordt, en met zichzelf in strijd, wegens het velerlei verschil dat er tussen Adam en Melchizédek bestaat. 

Wij laten dus al deze gevoelens varen en stellen met de verstandigste Joden en de meeste christenen vast dat deze Melchizédek een waarachtig mens is geweest, wiens eigennaam ‘Melchizédek’ was, die de dubbele waardigheid van priester en koning in Salem bezat. Salem was dezelfde plaats als Jeruzalem, of een andere, van Jeruzalem onderscheiden plaats in Kanaän. 

Deze dingen worden duidelijk bij Mozes gevonden en worden door de verdere verborgen zinspeling van Paulus niet ondersteboven gekeerd. Boven deze zaken moeten wij niet wijs zijn, wanneer de Schrift zwijgt en de Geest in dit stilzwijgen zulke grote verborgenheden opmerkt. 

Naar paragraaf