Klik op één
van de segmenten!
Opstanding der doden
Gekoppelde paragrafen met "Opstanding der doden"
Handboek Dogmatiek
Johannes à Marck (1656-1731)
Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.
Hoofdstuk 34 De zalige verheerlijking van de mensen
34.13De waarheid van de opstanding der doden
Wij gaan voort tot de tweede tijd van onze verheerlijking, waarvan de voorgaande trappen de opwekking der doden en het laatste oordeel zullen zijn. Het woord ‘opwekking’ ziet op de vergelijking met de slaap, en heet ook wel, wegens Gods werking in de mensen, een ‘opstanding’, ‘wederopstanding’, ‘uitgang uit de graven’ of ‘weder levend wording’. Onder de ‘opwekking’ verstaat men hier:
1. Niet de geestelijke verandering die door de roeping of wedergeboorte in ons komt (Joh. 5:25; Ef. 2:4-6; 5:14).
2. Ook niet een verlossing uit zware ellenden en kwade dingen, die in overdrachtelijke zin zo genoemd kan worden (vgl. Hos. 6:1-2; Ezech. 37:12).
3. Maar, meer eigenlijk, het herstel van het menselijke leven in de lichamen, dat niet enkelen in het bijzonder ten deel zal vallen, maar allen in het algemeen, en niet alleen de gelovigen, maar ook alle andere gestorvenen.
Dit stuk van ons allerheiligst geloof, dat het grote vertrouwen van de christenen en de wortel van hun godsvrucht is (1 Kor. 15:16-19; 1 Joh. 3:3), bewijzen wij tegen:
- De meeste heidenen.
- De sadduceeën onder de Joden.
- Veel oude ketters, zelfs al in de tijden van de apostelen (1 Kor. 15:12; 2 Tim. 2:17).
- Alle libertijnen en epicuréïsche godloochenaars die ook in onze dagen geenszins ontbreken. Van hen hebben sommigen in plaats van de opstanding der doden een ‘overgang van de ziel’ in een ander lichaam gesteld, anderen het ‘leven in de nakomelingen’, en weer anderen de ‘geestelijke vernieuwing’ van de mensen.
Het vaste en onweersprekelijke bewijs voor de opstanding wordt genomen uit de Schrift:
a. De Schrift scherpt dit stuk duidelijk in veel plaatsen van het Oude en Nieuwe Testament in (Job 19:25; Ps. 16:9; 17:15; Jes. 25:8; 26:19; Ezech. 37:4-5; Matth. 22: 29; Joh. 5:28-29; 6:39-40,44; 11:24-25; Hand. 4:2; 17:18; 23:6; 24:15):
- ‘En velen van hen die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken’ (Dan. 12:2).
- ‘Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal hen vrijmaken van den dood. O dood, waar zijn uw pestilentiën; hel, waar is uw verderf?’ (Hos. 13:14).
- ‘Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zo zijn wij de ellendigste van alle mensen’ (1 Kor. 15:19).
- ‘En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden die in hen waren’ (Openb. 20:12-13).
b. De Schrift toont het ook aan uit:
- Gods goedheid, die in Zijn verbond aan de gehele mens beloofd wordt (Matth. 22:31-32).
- De opstanding van Christus, Die het Hoofd is van de gelovigen, en een Eersteling van hen, en een Overwinnaar van de dood.
- Veel andere argumenten die aan de mens ontleend zijn (1 Kor. 15:12; 2 Kor. 4:14; 1 Thess. 4:14).
c. De Schrift bevestigt het door de eigen voorbeelden van degenen die door Gods kracht uit de doden zijn opgewekt, zowel onder het Oude Testament (1 Kon. 17:21; 2 Kon. 4:35; 13:21) als onder het Nieuwe (Matth. 9:25; 27:53; Luk. 7:15; Joh. 11:44; Hand. 9:40; 20:10).
De rede toont ons dit leerstuk aan als waarschijnlijk:
- Zij leert ons de Goddelijke almacht, standvastigheid en rechtvaardigheid.
- Zij doet ons sommige beelden van de opstanding aan de hand, in de voortdurende opeenvolging van dezelfde zaken, in de zaden en in de planten, om niet te spreken over de beroemde, maar zeer twijfelachtige vogel phoenix. Misschien daaruit, zowel als uit de overlevering van de eerste vaderen en de Joden, vindt men zelfs bij de heidenen enige duistere trekken van deze opstanding en verzonnen voorbeelden van herrezen mensen.
Tegenwerpingen beantwoord
De tegenwerpingen die tegen de opwekking van de doden worden aangevoerd, zijn het nauwelijks waard genoemd te worden.
1. Deze Schriftplaatsen:
- ‘De uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid; zij gaan allen naar één plaats, zij zijn allen uit het stof en zij keren allen weder tot het stof’ (Pred. 3:19-20).
- ‘...; alzo ligt de mens neder en staat niet op; totdat de hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken, noch uit hun slaap opgewekt worden’ (Job 14:10-12).
Antwoord. De eerste ziet alleen op de dood die de mensen evenals de dieren overkomt, en dat zonder enig uiterlijk, zichtbaar onderscheid tussen beiden. Dit neemt de opstanding van de mensen niet weg.
De tweede toont dat de dode mensen niet weer zullen opstaan vóór het laatste einde van de wereld, of ook ooit tot dit aardse leven.
2. Diverse redenen, zoals:
a. Er is geen herstel te verwachten van het volkomen verderf van de dood.
b. Het lichaam van de mens wordt dikwijls door de dieren en ook door andere mensen tot voedsel verslonden.
c. Er ontstaan verschillende moeilijkheden uit de opwekking, die niet goed zijn weg te nemen.
Antwoord. Deze dingen kan men gemakkelijk beantwoorden, door:
a. De onmogelijkheid van een herstel na een volkomen verderf tot de natuurlijke oorzaken te beperken.
b. Goed te denken van Gods oneindige wijsheid en macht, waardoor Hij de verstrooide en verschillende gemengde delen van de lichamen heel goed weet te onderscheiden en weer met elkaar kan verenigen.
c. Naar behoren te overwegen dat de staat van de opgewekte lichamen totaal verschillend is van de tegenwoordige sterfelijke toestand daarvan.