Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Gekoppelde paragrafen met "Koning"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 3

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 3

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 3/6 - De verlossing door Christus.

Boek V - Hoofdstuk 17 Het zitten van de Middelaar aan Gods rechterhand

17.8Ten derde: de uitoefening van een koninklijke macht

Ten derde sluit Christus’ zitten de dadelijke* uitoefening van Zijn koninklijke macht in. Hierom verklaart de apostel het zitten aan Gods rechterhand, dat in Psalm 110:1 beloofd wordt, door: ‘Hij moet als Koning heersen’ (1 Kor. 15:25; vgl. Rom. 14:9). Deze omvat:

1. Een wetgeving, of liever: de afkondiging van het Evangelie. Daarom wordt de scepter van Messías’ sterkte, die uitgezonden zou worden uit Sion (Ps. 110:2), door de profeten uitgelegd door de wet en het Woord, die zullen uitgaan uit Jeruzalem (Jes. 2:3; Micha 4:2). Hierdoor stoot Hij Zijn arbeiders in Zijn oogst uit, om de mensen het Evangelie te verkondigen en hen te bewegen tot geloof en bekering. Hun arbeid beademt Hij met Zijn krachtdadigheid* en zegen, opdat Zijn kerk vergaderd, onderhouden en vermeerderd wordt.

2. Een onderwerping van de vijanden, die geschiedt door een krachtdadige bekering van zondaren (Hand. 16:14), zowel door de verkondiging van het Woord (Rom. 10:14,15) als door de verlichting en vernieuwing van de Heilige Geest teweeggebracht (Rom. 15:18,19). Daardoor gaan zij van de satan over tot het kamp van Christus.

3. Een besturing en regering, waardoor Hij degenen die door de bekering overgebracht zijn in Zijn Koninkrijk, door Zijn Woord en Geest krachtdadig bestuurt en opwekt, en hun alles verschaft wat tot het geestelijke leven en de godzaligheid noodzakelijk is (Jes. 2:2,3; 1 Kor. 1:4,8; Jes. 30:21; 1 Petr. 1:1). 

4. Een versterking en bekrachtiging tegen de aanvallen van de satan, de wereld, het vlees, enzovoort, opdat zij niet verflauwen of neervallen (Hand. 23:11; Joh. 16:33; 1 Kor. 10:13; 2 Kor. 1:5; Filipp. 4:7,19).

5. Een beschaamdmaking en verwarring van de vijanden, ten aanzien van hun ondernemingen, lagen, vervolgingen en ook hun eigen personen (Ps. 2:3-5,9; 110:1). Daarom heeft Stéfanus Hem staande gezien in de hemel ter rechterhand Gods (Hand. 7:56). 

Naar paragraaf