Klik op één
van de segmenten!
Eeuwige leven
Gekoppelde paragrafen met "Eeuwige leven"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 3
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 3/6 - De verlossing door Christus.
Boek V - Hoofdstuk 18 De verlossing door de Middelaar
18.43Eenentwintigste vraag: heeft alleen Christus voor de Zijnen het recht tot het eeuwige leven verworven?
Men vraagt ten eenentwintigste: heeft alleen Christus voor de Zijnen het recht tot het eeuwige leven verworven?
Het gevoelen van de pausgezinden
Evenals de pausgezinden aan het menselijke lijden de waardigheid van genoegdoen gegeven hebben, zo schrijven zij ook aan de menselijke goede daden een tweeërlei waardigheid van verdienen toe:
- De ene uit betamelijkheid,* waardoor God de goede werken van de onwedergeborenen niet uit schuldverplichting, maar uit een meer dan overvloedige milddadigheid met enige weldaden vergeldt, omdat dit betamelijk is.
- De andere uit gelijkwaardigheid,* waardoor Hij de goede werken van de wedergeborenen met het eeuwige leven vergeldt, volgens de rechtvaardigheid, vanwege een gelijkwaardigheid; omdat het werken zijn die zijn voortgebracht door de Heilige Geest, en omdat Christus verdiend heeft dat onze goede werken kunnen verdienen.
Het gevoelen van de gereformeerden
De gereformeerden laten alle waardigheid van verdienen alleen aan Christus over, want:
1. Voor een oneindig loon, zoals er in het eeuwige leven is (2 Kor. 4:17; Rom. 8:18), wordt krachtens gelijkwaardigheid een oneindige prijs vooraf vereist. Zo’n prijs heeft Christus alleen, als God boven allen te prijzen (Rom. 9:5), kunnen aanbrengen en inderdaad aangebracht.
2. Voor een eigenlijk zogenoemde verdienste wordt een onverschuldigd werk vereist (Luk. 17:10). Zo’n werk heeft alleen de Godmens, Die vanuit Zichzelf aan geen wet onderworpen was, kunnen volbrengen.
3. Degene Die zal verdienen, moet aanbrengen wat het Zijne is, maar niet van degene van wie Hij iets bedoelt te verdienen. Welnu, alleen Christus heeft voor Zijn Vader kunnen aanbrengen wat het Zijne was, aangezien wij allen niets aanbrengen dan wat Gods gaven zijn (Jak. 1:17; 1 Kor. 4:7).
4. Zal een goed werk uit gelijkwaardigheid het eeuwige leven verdienen, dan moet het in alle opzichten volmaakt zijn. Er moet geen kwijtschelding van onvolmaaktheid noodzakelijk zijn. Welnu, zo’n werk heeft alleen Christus kunnen volbrengen en inderdaad volbracht.
Antwoord op tegenwerpingen
Wat de partijen voorwenden, heeft geen kracht:
Tegenwerping 1. De goede werken van de wedergeborenen zijn werken van de Heilige Geest, ten minste uitwerkenderwijs.* Bijgevolg zijn ze van een oneindige waarde en dus krachtens gelijkwaardigheid verdienstelijk.
Antwoord. Ja, juist daarom zijn ze niet verdienstelijk, omdat God of de Heilige Geest niet kan verdienen.
Tegenwerping 2. Christus heeft door Zijn verdienste de waardigheid om te verdienen voor de goede werken van de wedergeborenen verdiend.
Antwoord.
1. Dan zou Hij voor de werken van de Heilige Geest, die in zichzelf van een oneindige waarde zijn, de waardigheid om te verdienen hebben verdiend.
2. De Schrift leert nergens dat Christus door Zijn verdienste voor onze werken de waardigheid om te verdienen heeft verdiend.
Het overige, wat de verdiensten van de goede werken betreft, zullen wij doorschuiven naar het hoofdstuk over de rechtvaardiging [deel 4, boek 6, hoofdstuk 6].